Energiebronnen en besparing

Het Klimaatakkoord (2019) is de Nederlandse uitwerking van de internationale klimaatafspraken van Parijs (2015). Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen, netbeheerders, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties ondertekenden het akkoord. Afspraak is de hoeveelheid broeikasgassen binnen 10 jaar terug te brengen. In 2030 bijna de helft minder CO2 dan in 1990. In 2050 een CO2-uitstoot van bijna nul.

Er staan veel maatregelen in het Klimaatakkoord. De industrie gaat duurzame energie gebruiken, de boeren treffen maatregelen, we gaan steeds meer elektrisch rijden, en besparen zoveel mogelijk energie. Daarbij gaan we meer energie duurzaam gaan opwekken. Tot 2030 kan dat vooral met zonnepanelen en windmolens, andere technieken zijn nog niet ver genoeg om grootschalig bij te dragen. Windenergie opwekken gebeurt voor het grootste deel op zee. Dat is niet genoeg om ons doel in 2030 te halen. Daarom hebben we in het Klimaatakkoord afgesproken, dat we ook op land meer zonne- en windenergie gaan opwekken.

Alle overheden en maatschappelijke organisaties hebben samen afspraken gemaakt over de voorkeursvolgorde voor zonnepanelen. Er is een voorkeur voor zonnepanelen op daken, of op bijvoorbeeld stortplaatsen en andere restgronden zonder functie, ten opzichte van bijvoorbeeld in weilanden of natuur. We zetten alles op alles om daken dus zoveel mogelijk benutten om zonne-energie op te wekken, maar het is niet mogelijk elk dak te gebruiken. Dat komt door de ongunstige ligging ten opzichte de zon, een te lichte dakconstructie, ongeschikt isolatiemateriaal of doordat het dak voor iets anders wordt gebruikt, bijvoorbeeld een groen dak om water op te vangen. Ook heb je te maken met verschillende eigenaren, zoals mensen met een koopwoning, gemeenten of beleggers waardoor besluitvorming een drempel kan zijn. Tot slot heeft het elektriciteitsnet op veel plaatsen onvoldoende capaciteit om daken met zonnepanelen aan te kunnen sluiten. Dit elektriciteitsnet moet eerst uitgebreid worden, wat veel tijd kost. Bovendien is capaciteitsuitbreiding voor zon op daken erg duur; deze wordt maar voor 10% to 15% van de tijd benut.

Lees hoe je zelf met anderen zonne-energie kunt opwekken.

 


Waarom wordt niet (meer) ingezet op alternatieve duurzame bronnen?
Bijlage G van de RES 1.0 gaat in op de potentie van alternatieve technieken en innovaties.
Hieronder meer over de verschillende technieken en innovaties:

In het Klimaatakkoord is ervoor gekozen om vooral elektriciteit op te wekken met windmolens op zee. Deze windparken moeten in 2030 gezamenlijk 49 terawattuur (TWh) aan elektriciteit leveren, dat is ongeveer 60% van alle hernieuwbare elektriciteit die we in 2030 willen opwekken. Maar niet alles kan op zee. Ook daar is de ruimte beperkt en levert het aanwijzen van nieuwe gebieden (wat nodig is om extra windparken mogelijk te maken) beperkingen op voor andere functies, zoals visserij en scheepvaart. En ook op zee zijn er effecten op natuur en blijkt het zeer uitdagend om kabels naar de kust te trekken om de op zee geproduceerde stroom aan land te brengen.
We moeten daarom ook op land extra hernieuwbare elektriciteit op land opwekken. Hiervoor is in het Klimaatakkoord een doel van 35 terawattuur afgesproken. Het Planbureau van de Leefomgeving (PBL) geeft aan dat windenergie op land op dit moment een van de goedkoopste en meest efficiënte bronnen van duurzame elektriciteit is. Windenergie op zee en op land zijn onmisbaar om voor 2030 onze doelen te bereiken.

Een kerncentrale stoot heel weinig CO2 uit, maar levert lastig te verwerken hoogradioactief restafval op. Als er een partij bereid is om te investeren, kan meer kernenergie op termijn onderdeel uitmaken van de energiemix. Maar we weten dat de bouw van een kerncentrale ruim tien jaar kost en ook duurder is dan windenergie. Bovendien moeten locaties worden bepaald, wat ook tot extra vertraging kan leiden Daarom ziet het huidige kabinet kernenergie vooral als optie voor de periode na 2030. Er wordt op dit moment gekeken welke partijen, onder welke voorwaarden, geïnteresseerd zijn om in Nederland een nieuwe kerncentrale te bouwen.

Lees hier Rapport kernenergie ENCO (pdf, 1,71 MB)
Lees hier 2020-09 Kalavasta Vergelijking rapporten nucleair ezk (pdf, 1,06 MB)

Groene waterstofgas (geproduceerd met duurzame elektriciteit) en biogas zijn mogelijke alternatieven, maar de productie is duur en het aanbod van duurzame energie voor waterstof en biogassen is beperkt. Verder ligt het op dit moment meer voor de hand om deze duurzame gassen in te zetten in de industrie en lange afstand transport dan het verwarmen van huizen en kantoren. Denk bijvoorbeeld aan de industriële processen die een hoge temperatuur vragen en zwaar vrachtverkeer. Afhankelijk van de productiewijze van waterstof, kan het veel elektriciteit vragen. Wil je dit groen doen dan zijn er nog meer windmolens en zonnepanelen in het landschap nodig.

Meer informatie over groen gas en waterstof en andere energiebronnen vind je in de hier.

In de uitwerking naar RES 2.0 wordt de potentie van geothermie op langere termijn nader onderzocht. Hierbij willen we ook in beeld brengen welke kansen we zien voor de periode na 2030. Er wordt namelijk niet verwacht dat (ultradiepe) geothermie voor 2030 een aanzienlijke bijdrage aan de hernieuwbare doelstellingen zal leveren. Het slaan van een put is duur, tijdrovend en brengt risico’s met zich mee. Alle activiteiten nodig voor een aardwarmteproject (verkennen van de ondergrond, opsporen en winnen van aardwarmte inclusief vergunningstraject) duren jaren. Daarbij geldt dat hoe dieper je gaat, hoe minder informatie er beschikbaar is en hoe onzekerder een project. Door de beperkte informatie, de kostbare investeringen en de lange realisatieperiode is de schaalbaarheid en de uitvoerbaarheid van deze technologie richting 2030 nog laag. De verwachting is wel dat deze technologie na 2030 een bijdrage gaat leveren aan de warmtevoorziening. In de komende jaren moet blijken hoe groot deze potentie is. Landelijk lopen er onderzoeken naar de ondergrond om te ontdekken waar geschikte aardlagen met water aanwezig zijn en wat hun potentie is. Op dit moment hebben twee bedrijven in de regio een opsporingsvergunning voor geothermie aangevraagd bij het ministerie van EZK.

Aardgas zorgt ook voor CO2 uitstoot en minder uitstoot dan kolen. Daarom zien velen dit als een transitie brandstof. Om de uitstoot van broeikasgassen drastisch terug te dringen, is het gebruik van aardgas voor het verwarmen van woningen en tap- en douchewater geen optie voor de lange termijn. 2050 klinkt ver weg. Maar we moeten nu al stappen zetten en grote investeringen doen om van het aardgas af te gaan, willen we dat doel halen. Daarnaast wil het rijk de nationale gaswinning terugdraaien opdat de Groningers veilig kunnen wonen. Daarom is het goed dat we nu snel beginnen met minder aardgas te gebruiken. In Duitsland kiest men voor aardgas als tussenoplossing om de veel meer CO2 uitstotende kolencentrales te vervangen.

Opslag is cruciaal voor de toekomst om niet direct te gebruiken elektriciteit op te slaan. Nu doen we dat vooral met batterijen en straks ook op allerlei andere manieren. Dit is nog erg duur en tot 2030 maken fossiele energiebronnen nog steeds een groot onderdeel uit van ons energiesysteem. Daarmee is de noodzaak van opslag niet direct noodzakelijk; alle duurzame wordt direct gebruikt. Richting 2050 zien we een breder scala aan duurzame energiebronnen en - dragers voor ons. Op weg naar 2050 is de kans groot dat er alternatieven voor energieproductie en opslag van elektriciteit of warmte, die er voor 2030 nog niet zijn. Uitgangspunt is dat de RES elke twee jaar aangepast wordt aan nieuwe inzichten en technieken.

Wat je niet nodig hebt, hoef je ook niet op te wekken. Gemeenten stimuleren inwoners en ondernemers om energie te besparen en zelf energie op te wekken. Bijna iedere gemeente heeft een Energieloket. Dat is een plek waar inwoners, VVE’s en ondernemers terecht kunnen met hun vragen rondom energiebesparing. Vaak is energie besparen ook financieel aantrekkelijk. Om energieneutraal te worden in 2050 is het verduurzamen van huizen en bedrijven een essentiële stap. Zie ook Samenwerkende Energieloketten Regio Foodvalley. Landelijke subsidieregelingen zijn beschikbaar en voor kantoren geldt de eis dat deze in 2023 minimaal label C zijn.